I 03 06 07 De Zeventien Provinciën 1543 – 1585

Lezing – De Zeventien Provinciën (1543 – 1585)


De Zeventien Provinciën was een term waarmee de Habsburgse Nederlanden tussen circa 1543 tot 1585 werden aangeduid. Nadat keizer Karel V in 1543 het hertogdom Gelre had ingelijfd, was er een min of meer aaneengesloten en afgerond geheel van landsheerlijkheden ontstaan.

Alleen in het zuidelijke deel vormden het prinsbisdom Luik en het abdijvorstendom Stavelot-Malmedy nog grote enclaves, verder waren er talrijke kleinere enclaves zoals Ravenstein en Culemborg, naast grensstreken zoals het Kamerijkse en heerlijkheid Borculo. Zij hoorden tot de Nederrijns-Westfaalse Kreits.

Middels de Transactie van Augsburg (1548) en de Pragmatieke Sanctie (1549) werden dus de Habsburgse territoria gesmeed tot een politieke eenheid binnen de Bourgondische Kreits met een gemeenschappelijke erfopvolging onder het Huis Habsburg. Dit geheel van Nederlandse gewesten werd sindsdien ook wel aangeduid als ‘de Zeventien Provinciën’. In opsomming waren dit op 25 oktober 1555 tijdens de troonafstand van Karel V als heer der Nederlandse gewesten:

graafschap Artesië

graafschap Vlaanderen

Rijsels-Vlaanderen (de kasselrijen Rijsel, Dowaai en Orchies)

heerlijkheid Mechelen

graafschap Namen

graafschap Henegouwen

graafschap Zeeland

graafschap Holland

hertogdom Brabant (met markgraafschap Antwerpen)

hertogdom Limburg en de landen van Overmaas

hertogdom Luxemburg

Doornik en het Doornikse (sinds 1521)

heerlijkheid Friesland (sinds 1524)

heerlijkheid Utrecht (sinds 1528)

heerlijkheid Overijssel, incl. Drenthe, Lingen, Wedde en Westwoldingerland (sinds 1528)

heerlijkheid Groningen en Ommelanden (sinds 1536)

hertogdom Gelre en graafschap Zutphen (sinds 1543)[1]

De hierboven gevolgde opsomming stond echter niet geheel vast. Zeventien was op een gegeven moment het aantal statenvertegenwoordigers bij de Staten-Generaal in Brussel en mede vanwege het symbolische karakter van dat getal was men dat blijven noemen. Maar de vertegenwoordigingen konden weleens wisselen omdat een bepaalde heerlijkheid soms afhing van een andere. Zo hoorde Zutphen bij Gelre en Limburg bij Brabant. Karel V voerde echter de titel van graaf van Zutphen als apart gewest. Anderzijds had het markiezaat Antwerpen, Doornik of Rijsels-Vlaanderen soms een eigen delegatie.