Slag bij Waterloo 18 juni 1815

De Slag bij Waterloo markeerde het einde van een reeks oorlogen tussen het revolutionaire Frankrijk en de andere Europese mogendheden die was begonnen met de door de Fransen gewonnen Slag bij Valmy (1792). Frankrijk was sinds Lodewijk XIV militair het sterkste Europese land geweest maar verloor nu deze positie. In 1814 waren de geallieerden nog coulant geweest om het regime van Lodewijk XVIII acceptabel te maken voor de Franse bevolking. Aan die toegeeflijke houding kwam nu een einde. Frankrijk moest terugkeren naar de grenzen van 1790. Het land werd gedwongen enorme herstelbetalingen te verrichten. Om de betaling daarvan te garanderen, werd het gebied ten noorden van de Loire in bezettingszones verdeeld waarvan de grote geallieerde bezettingslegers op kosten van de Franse staat moesten worden onderhouden. Frankrijk was niet in staat de geëiste vele honderden miljoenen frank in één keer te voldoen. Via Britse banken verlokte men met een hoge rente beleggers om de nodige fondsen te verschaffen. Dit zou een belangrijke stap blijken in de ontwikkeling van het internationale bankwezen; in 1818 kon de bezetting al weer beëindigd worden.
De Duitse staten, die ten dele bij het Franse keizerrijk waren gevoegd, werden teruggegeven aan hun vorsten, die minder talrijk waren dan aan het eind van de 18e eeuw, maar bij elkaar toch nog een confederatie vormden van negenendertig landen. Van Italië bleef een deel onder Oostenrijks bestuur en de Bourbons keerden terug naar Napels. De Heilige Alliantie van Oostenrijk, Pruisen en Rusland riep een Duitse federatie uit met onder andere als doel elke staat een liberale constitutie te bezorgen. In Frankrijk kwamen de Bourbons weer op de troon, maar wel met een constitutie waarin de democratische rechten werden gegarandeerd. Het werk van het Congres van Wenen was goed voor veertig jaar Europese vrede. De Italiaanse natiestaat zou in de jaren zestig van de negentiende eeuw door middel van een oorlog tot stand gebracht worden. Het Duitse keizerrijk werd pas in 1871 opgericht, na een nieuwe oorlog tussen Pruisen en de andere Duitse vorstendommen en Frankrijk.
Waterloo maakte de weg vrij voor de bloei van het Britse Rijk: dit zou – na anderhalve eeuw Franse maritieme concurrentie – tot aan de Eerste Wereldoorlog een gestage uitbreiding en weinig ernstige tegenslagen kennen. Het Britse rijk zou het toppunt van zijn macht bereiken en de Britse vloot zou in de wereld de Pax Britannica bewaren. De Slag bij Waterloo is begin 21e eeuw de beroemdste van alle veldslagen en degene die het meest door militaire historici werd bestudeerd. Het is geen verrassing dat de 19e-eeuwse Britse historicus Edward Creasy de slag onder zijn Vijftien beslissende veldslagen in de wereld rekende.
Oorzaken van de Franse nederlaag
Vrijwel onmiddellijk na het einde van de slag begon de duiding ervan. Napoleon verklaarde zijn falen eerst als een gevolg van een plotse onverklaarbare paniek die het Franse leger rond acht uur ‘s-avonds bevangen zou hebben. Kennelijk had hij er geen oog voor dat zijn strijdmacht toen al in een hopeloze positie gebracht was. Wat later gaf hij Ney de schuld van de nederlaag. Dat deed hij ook in zijn memoires, hoewel de verantwoordelijkheid nu gedeeld moest worden met de Grouchy.
Latere historici hebben er vaak op gewezen dat hoewel die commandanten evident faalden in hun taak, Napoleon ze toch zelf voor die taak had uitgekozen. Ook in andere benoemingen was hij in 1815 nogal ongelukkig. Een zeer groot probleem voor Napoleon was dat zijn oude chef-staf, de geniale maarschalk Louis Alexandre Berthier die de veldtochten steeds met grote competentie georganiseerd had, in het voorjaar naar Duitsland vluchtte, waar hij op 1 juni onder verdachte omstandigheden omkwam. Diens vervanger werd maarschalk Nicolas Jean-de-Dieu Soult, een goed tactisch officier maar een die sinds 1794 geen stafwerk verricht had, hoewel er een veel vaardiger kandidaat beschikbaar was in de persoon van maarschalk Louis Nicolas Davout. Tegenstrijdige, traag doorgegeven en zelfs onleesbare bevelen zouden een belangrijke oorzaak zijn van de te langzame opmars bij Quatre-Bras en het ontsnappen van het Pruisische leger.
Historici hebben er vaak op gewezen dat Napoleon in de ochtend van 17 juni een grote kans liet liggen het geallieerde leger te verslaan. Toen de Pruisen terugtrokken, had hij met alle krachten onmiddellijk Wellington moeten aanvallen. De trage voortgang is vaak toegeschreven aan een gebrek aan energie bij Napoleon zelf, die op middelbare leeftijd gekomen niet meer de daadkracht zou hebben bezeten van zijn jonge jaren. Dit is ook in verband gebracht met allerlei vermoede lichamelijke en psychische kwalen zoals aambeien, een maagzweer, slapeloosheid en een depressie. Ook tijdens de slag zelf leek Napoleon niet al te scherp. Hij greep niet in toen ondergeschikten ernstige tactische fouten maakten zoals het verspillen van krachten aan Hougoumont, het onvoldoende met cavalerie dekken van de flanken van Erlon en het niet met infanterie ondersteunen van de cavaleriecharges door Ney.
De Nederlandse veteranen[bewerken | brontekst bewerken]
Een deel van de Nederlandse troepen, met name de Indische brigade was eigenlijk voor de strijd op Java bestemd geweest maar zij konden nog voor de afvaart naar de Zuidelijke Nederlanden worden gestuurd. Na de val van Napoleon werden de veteranen van Waterloo naar Java gestuurd waar zij de Java-oorlog konden winnen, zij het met veel moeite.
In 1817 werd aan alle Nederlandse militairen die deel hadden genomen aan de slag bij Waterloo en de bezetting van Parijs een gratificatie uitgedeeld. Echter ontvingen ze geen medaille, terwijl de Britten en de Duitse deelnemers wel medailles kregen. Het Nederlandse Zilveren Herdenkingskruis 1813-1815 werd pas in 1865 ingesteld. Het duurde tot de regeringsperiode van koningin Wilhelmina voor de laatste, inmiddels hoogbejaarde, veteranen een pensioentje toegekend kregen. De laatste Nederlandse veteraan stierf in 1896. Het kruis hangt tegenwoordig aan het vaandel van het Regiment Infanterie Oranje Gelderland.
In Nederland werd Waterloodag nog tot aan het einde van de 19e eeuw als nationale feestdag gevierd. Men kreeg vrij van het werk en er werden optochten, concerten en feesten georganiseerd, vooral in het Noorden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het enthousiasme nam na de Belgische Onafhankelijkheid af omdat het slagveld op Belgisch grondgebied lag. Men legde veel meer nadruk op het jaar 1813, het jaar van het begin van de Nederlandse onafhankelijkheid. In 1940 verdween de feestdag.
(Wikipedia)