Categorieën
Geweest evenement

À la vierge poupine

De kunstgalerijen van Paul van Ostaijen en Geert van Bruaene te Brussel

Kunsthandel : Cabinet Maldoror

Geboren in Kortrijk op 23 juni 1891 zal Gerardus Valeer van Bruaene zich op 6 augustus 1906 vestigen te Schaarbeek met zijn moeder en zijn jongste broers en zusters. In 1909 gaat hij aan de slag als acteur in het Alhambra theater aan de Zennelaan (vanaf 1919 : Emile Jacqmainlaan). De Alhambra werd als Vlaams theater opnieuw geopend in december 1915, onder directie van Lodewijk Peerenboom en Paul-Gustave van Hecke. Het was in de Alhambra dat de Raad van Vlaanderen op 22 december 1917 de Vlaamse onafhankelijkheid uitriep. Omdat hij zich gecompromitteerd wist met het activisme en vervolging vreesde, vond van Bruaene het aangeraden het land te ontvluchten. Sommigen beweren dat hij – net als Paul van Ostaijen en Clément Pansaers – in Berlijn verbleven zou hebben.

Na zijn terugkeer ondertekende Geert van Bruaene op 10 augustus 1920 een contract met het Vlaamse Volkstoneel (VVT) welke hij in december 1923 uit eigen beweging verliet.

Onmiddellijk daarna lanceerde Geert van Bruaene het Cabinet Maldoror, gevestigd in het Hotel Ravenstein aan de voet van de Hof(Kunst)berg. De eerste tentoonstelling, gewijd aan de expressionistische schilder Albert Servaes werd geopend op 25 december 1923. Daarna volgden er nog tentoonstellingen met: Prosper de Troyer, Eugène Laermans, George Minne, Jacob Smits en Leon Spilliaert, ‘marines’ van Permeke en doeken van Jankel Adler en Franz Wilhelm Seiwert. In januari 1925 kwam Paul Joostens aan de beurt samen met Jacques Villon, de broer van Marcel Duchamp. In het Cabinet Maldoror werd ook zonder succes marionettentheater opgevoerd evenals geëxperimenteerd met een ciné-club.

A la vierge poupine

In 1925 werd het Cabinet Maldoror op non-actief gesteld, waarna de ondernemende Geert van Bruaene een nieuwe galerie opende in de Naamsestraat 70 “À la Vierge Poupine” genaamd. De eerste tentoonstelling, doeken van Floris Jespers en aquarellen van Auguste Mambour, liep van 16 mei tot 8 juni 1925. Het was rond dat tijdstip dat Geert tot een akkoord kwam met de niet zo vlotte Paul van Ostaijen. De tentoonstellingsruimte van À la Vierge Poupine bestond uit drie kamers; in de gang werden werken op schilderezels getoond. Sélection vermeldt uitdrukkelijk dat de directie van de galerie waargenomen wordt “door de heren van Bruaene en van Ostaijen”. In feite werkte van Ostaijen vooral voor eigen rekening, in samenwerking met van Bruaene.

De Amsterdamse schilder Piet van Wijngaerdt exposeert er van 6 tot 18 maart 1926. Er bestaat een foto van Piet van Wijngaerdt , gekiekt in de Vlaamse Club te Brussel in gezelschap van onder andere August Vermeylen, Paul van Ostaijen, Geert van Bruaene, E.L.T. Mesens, René Verboom, Jean-Jacques Gaillard, Pierre Fontaine, Marcel Baugniet, Edmond Vandercammen, Jef Mennekens, Irène Hamoir, Marthe Beauvoisin en Jean Milo. Na enkele moeizame maanden werd in het voorjaar 1926 een einde gesteld aan de opmerkelijke samenwerking tussen van Bruaene en van Ostaijen. Financiële verwikkelingen hebben zeker aan de grondslag gelegen. Kort daarna startte À la Vierge poupine opnieuw op ditmaal gelegen aan de Louisalaan en onder leiding van E.L.T. Messens met een tentoonstelling van Marthe Donas.

In het Cabinet Maldoror blijven tentoonstellingen georganiseerd worden met o.a. Auguste Mambour, Edgar Scauflaire en Ferdinand Schirren. Het laatste wapenfeit van ‘À la Vierge Poupine’ dateert van eind 1927, waarna de galerie verdween bij gebrek aan financiële middelen, niet zonder nog een tentoonstelling reliëfs van Hans Arp en frottages van Max Ernst op haar actief te schrijven. In zijn functie van bezieler van de “Amis de l’Art Populaire à l’ Imaige Nostre Dame” wordt van Bruaene in het raam van de Wereldtentoonstelling 1935 bekroond met een Grand Prix de l’Exposition Populaire.