75 Jaar Vlaamse Club 1923-1998
Het ontstaan en de eerste jaren van de Vlaamse Club
De Club waarvan Ernest Claes droomde, is er gekomen.
Op 5 juli 1923 wordt een vereniging zonder winstoogmerk opgericht onder de benaming «Vlaamse Club voor Kunsten, Wetenschappen en Letteren waarvan de zetel in de Brusselse Agglomeratie is gevestigd.
Het doel van de vereniging is de kunsten, wetenschappen en letteren te bevorderen, en daartoe een behuizing beschikbaar te stellen met vergaderzaal, ook geschikt voor lezingen, concerten en tentoonstellingen. leeszaal, bibliotheek, enz. Zij willen de Vlaamse culturele uitstraling bevorderen, niet alleen in Brussel, maar over het gehele Vlaamse landsgedeelte. Verder moeten ook de internationale betrekkingen worden bevorderd, dit door het inrichten van activiteiten met Europees en internationaal perspectief.
De statuten worden gepubliceerd in de Bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 28 september 1923.
De stichtingsakte van de Vlaamse Club wordt opgemaakt in het appartement van Dr. Van der Ghinst, dit naar aanleiding van een receptie. De Club groepeert een rits Vlaamse intellectuelen. Het eerste bestuur ziet
eruit als volgt:
Voorzitter: A. Vermeylen
Ondervoorzitters: A. Carnoy en F. Toussaint van Boelare Secretaris Dr. I. Van der Ghinst
2e secretaris : E. Claes
Penningmeester: A. Hegenscheidt
2e penningmeester: T. Zels Commissarissen : E. De Veen, R. Hoornaert, O. Wattez.
In de loop van haar bestaan kan de Vlaamse Club zich verheugen in het feit dat praktisch alle belangrijke Vlaamse personaliteiten lid zijn geweest van de Club, of er tenminste enkele malen aanwezig waren. Enkele namen uit de beginperiode: J. Kuypers, J. Grauls F. De Backer, J.A. Van Acker, Karel Reinhard, R. Jonckheere, J. van Severen, J. Hoste, Jef Mennekens, Maurice Roelants, J. Boon, R. Verdeyen en zovele anderen.
Niet alleen Vlaamse Brusselaars maken deel uit van de Vlaamse Club, er zijn ook vele Vlamingen van buiten Brussel lid. Deze buitenleden betalen de helft van het lidmaatschap. Niettegenstaande de soms verre verplaatsingen blijven zij trouwe bezoekers en wonen geregeld de clubavonden bij. Deze avonden worden in het begin elke maandag georganiseerd. In de eerste jaren zijn het bijeenkomsten van vrienden, waar naast een flinke hoeveelheid geestrijk vocht, ook een flink deel wordt gepraat. De eerste leden zijn veelal letterkundigen. Er wordt verteld uit eigen werk. Stilaan groeit het besef dat men verder moet gaan en worden ook andere onderwerpen aangesneden.
Enkele voorbeelden uit de jaren 1924-1925:
Prof. Colenbrander over «Toekomst van de Vlaams Nederlandse Cultuur»
Prof. Vermeylen over «Het Symbolisme» Prof. Hegenscheidt over «De Westerse kwestie geografisch beschouwd>
E. Verheyen (inspecteur) over «Het onderwijs Jan Grauls over «Zwart Afrika, volk en taal» Prof. Sluyterman over "De ontwikkeling van het Hollands Binnenhuis>
Herman Teirlinck over «Toneel»>.
Jos Vleugels, voorzitter vanaf 1976, heeft heel wat af te speechen bij de inleidingen voor de talrijke activiteiten van de Vlaamse Club,
De sprekers zijn niet alleen clubleden. Verscheidene eminente personen binnen- en buitenland worden aangetrokken. De voordrachten worden it de regel in het Nederlands gehouden. Toch gebeurt het dat de sprekers zich in hun moedertaal uitdrukken. Zo kan men in de Vlaamse Club bijwijlen ook Frans, Engels en Duits horen.
De voordrachtgevers ontvangen natuurlijk een honorarium. Voor WOII
bedraagt dit ongeveer 200 F. Dat bedrag heeft ook de toenmalige voorzitter Van der Ghinst in zijn zak wanneer hij op 3 april 1932 dhr Hoornaert dankt voor zijn lezing. Deze laatste vindt evenwel dat geld niet gelukkig maakt, en vraagt dan ook in de plaats 3 flessen whisky.
Te Brussel zijn er 2 centra waar Vlamingen bij elkaar komen. Aan de ene kant is er de Vlaamse Club die op maandagavond vergadert, aan de andere kant is er de groep rond Herman Teirlinck, de «Mijol», die op vrijdagavond vergadert.
In de eerste jaren na het ontstaan van de Vlaamse Club stijgt het ledenaantal vlug tot 100. De Raad van Beheer ziet elke Clubavond rond de 50 hiervan terug.
Het ledenaantal evolueert :
Clubjaar
1934-1935: 123 leden
1938-1939: 212 leden
1948-1949: 323 leden
1951-1952: 278 leden
1939-1940 175 leden
dec. 1945 82 leden
1947-1948 245 leden
1958-1959: 383 leden
1963-1964: 438 leden
1968-1969 303 leden
We zien dus een gestadige stijging van het aantal leden tot 212 in 1938- 1939. De oorlogsperiode is een breekpunt. Nadien gaat het weer pijlsnel de hoogte in. In de jaren 1949-1952 is er een kleine vermindering waar te nemen. In het begin van de Golden Sixties kent ook het ledenaantal van de Vlaamse Club een hoge vlucht. In 1963 telt de Club 445 leden + 120 familieleden. Hiervan zijn er 180 dames. De achteruitgang van het leden- aantal rond 1968-1970 kan zijn oorsprong vinden in de opkomst van een reeks culturele centra rond Brussel.
Wanneer wij nu de leeftijd van de leden van de Vlaamse Club bekijken, merken wij op dat de meesten van middelbare leeftijd zijn. In de statuten staat vermeld dat de minimum leeftijd om toegelaten te worden 18 jaar is. Toch vinden wij weinig jongeren tussen 18 en 30 jaar. Wat is hiervan de oorzaak ?
Het lidmaatschapsgeld? Bij het ontstaan van de Vlaamse Club bedraagt dit 100 F per jaar. In 1932 wordt het verhoogd tot 200 F. Na de Tweede Wereldoorlog bedraagt het 300 F. Nadien gaat het wel iets vlugger de hoogte in: 1975: 1.000 F; 1977: 1.200 F; 1982: 1.500 F.
Het elitaire karakter van de Vlaamse Club? Misschien moeten wij eerst de vraag stellen: is de Vlaamse Club een elitaire Club?
Sommige leden zeggen van niet andere spreken zich niet uit. Het is wel een feit dat men niet gemakkelijk een voet binnen krijgt in de Vlaamse Club, maar eenmaal aanvaard, blijkt er een prettige steer te heersen.
Ere-voorzitter Ivo De Nys vermeldt dit ook in zijn gelegenheidstoespraak op 18 april 1983 bij de plechtige opening van het 60ste jubileumjaar.
Wat mij van het begin van mijn clubleven steeds heeft beziggehouden, was het onthaal in de Club, de benadering van nieuwe en/of erg jonge leden. Daar hadden mijn vrouw en ikzelf ook moeilijkheden mee, toen wij hier als neofieten tot 3 maal toe aanwezig waren, zonder ooit door iemand te worden aangesproken. Het is voorzitter Leo Van Hoorick geweest die op de valreep van onze beslissing om maar weg te blijven -- als eerste tot ons het woord richtte en ons in gesprekken met andere leden betrok. Dat helpende
handje hebben nieuwe leden nodig.
Van links naar rechts: Ivo De Nys, voorzitter 1974-1976, Maurits Naessens, lid van de raad van beheer, clubjaar 1978-1979, Jos Vleugels, voorzitter vanaf 1976 tot heden; Jeroom Depraetere, voorzitter 1971-1974
Toch moeten we stellen dat niet iedereen zich thuis kan voelen in de Vlaamse Club. De leden hebben allemaal een bepaalde vorming en scholing. De onderwerpen die tijdens de voordrachten worden aangesneden halen ook een hoog niveau. En dat wil men zeker bestendi- gen. Houdt dit bewust nagestreefde hoge intellectuele peil de jongeren tegen?
Tenslotte moeten wij ook de vraag stellen of de jongeren nog zoveel interesse hebben voor clubs en voor het verenigingsleven. Zien zij er tegen op elke week een avond samen te komen, met dezelfde mensen, in hetzelfde lokaal. Willen zij liever meer afwisseling?
​
De vragen blijven open.
Het verleden toont ons dat reeds van bij het ontstaan van de Vlaamse Club de jongeren niet aanwezig zijn. Wel hebben zij een eigen club, de-Piccolo club, opgericht door Willem Pelemans (secretaris van 1927 tot 19311 De Piccolo-club- bestaat volledig apart van de Vlaamse Club. Zij hebben een eigen voorzitter, Willy Weemaes, een neef van Herman Teirlinck, zij houden eigen lezingen en vergaderen uiteraard op een andere dag dan de Vlaamse Club. Zij gebruiken wel hetzelfde lokaal
Alhoewel wij zeker mogen stellen dat de elite van de Vlamingen te Brussel lid is van de Vlaamse Club, betekent dit toch niet dat alles Vlaams is en iedereen Nederlands spreekt in de Club.
Bestuursleden, zelf vooraanstaande Vlamingen, zijn soms gehuwd met een franstalige. Het gevolg is dat wanneer de dames elkaar ontmoeten op vergaderingen, zij onder mekaar Frans spreken.
Tegenover buitenstaanders reageert de Vlaamse Club soms zeer scherp Zo schrift de voorzitter en/of de secretans regelmatig deze brief, als antwoord op de franstalige brieven die men ontvangt: Uit eerbied voor 's lands wetten, moeten wij U verzoeken voortaan met ons
in het Nederlands te willen corresponderen.. Wij zijn in 1933. Zoals reeds gezegd groepeert de Vlaamse Club de Vlaamse elite te Brussel. De georganiseerde activiteiten staan op een hoog intellec
tueel niveau. Dit betekent niet dat er geen plezier wordt gemaakt. Zo gebeurt het soms dat na een vergadering clublid Rietgens alle clubleden uitnodigt in zijn dancing, en hen op champagne trakteert. Ook Herman Teirlinck draagt zijn steentje bij tot de ontspanning. Als voorzitter van de Raad van Beheer in het clubjaar 1929-1930 vergast hij de leden op een revue, «De Vlaamse Helicon, door hemzelf geschreven en geregisseerd.
De bedoeling is om zowel de medespelers als de leden van de Vlaamse Club op flessen te trekken. Het is een antidotum voor de ernst die de Vlaamse intellectuele Brusselaars het hele jaar moeten opbrengen om hun vlaamsgezindheid naar buiten te manifesteren.
De Vlaamse Helicon is een bijdrage tot zelfbiecht en een waarschuwing niet in argeloze euforie te verkankeren. Teirlinck beleeft zeer veel plezier aan de regie. Daarnaast kan hij ook rekenen op de ietwat masochistische medewerking van zijn slachtoffers. Dit bewijst dat zijn sereniteit door alle aanwezigen als welkome wijsheid wordt aanvaard.
Voor de muzikale omlijsting van het geheel staat Willem Pelemans
secretaris van de Vlaamse Club -- borg.
De personages die optreden in het stuk zijn: Apollo, gespeeld door een zekere Jan Clerx; Lucifer, August Vermeylen: Pegaas, R. Hoornaert De Fantasie, Maurice Roelants; de Regisseur, Herman Teirlinck zelf. U ziet het: de Vlaamse Club voor Kunsten, Wetenschappen en Letteren is een Vlaamse elite-club. De leden, voor het overgrote deel mannen, hebben allemaal een hogere opleiding genoten. Toch staat ook bij hen de boog niet altijd gespannen.
​